donderdag 22 september 2011

Sommen

Jongetjes zijn anders dan meisjes, schijnt. Een ronde buik wordt een meisje, een puntige buik een jongen. Of andersom, net als met het meeste 'zeker weten' hangt het maar net af van aan wie je het vraagt. Uiteindelijk kwam er bij mij, bij twee identieke buiken en tweemaal bovenmatig spugen, één keer een jongen en één keer een meisje uit. Het grote verschil: het meisje plaste me niet onder op de commode. Verder zie ik wel grote verschillen tussen mijn kinderen. Maar ik weet nooit wat nou een genderverschil is, wat een persoonlijkheidsverschil en wat nou komt doordat er één de oudste en één de jongste is.
Toen ik op de lagere school zat (voor de beeldvorming, ik zat in 1981 in de eerste klas) werd er nog een direct onderscheid tussen de jongens en de meisjes gemaakt. Geheel tegen de tijdsgeest in, moesten de meisjes handwerken en hadden de jongens handenarbeid. Ik borduurde een etuitje met kruissteekjes die ik altijd de verkeerde kant op stak en zij mochten vogelhuisjes timmeren.
De school van mijn kinderen haalt dit niet meer in zijn hoofd. En toch was ik blij dat de uitgesproken jongensklas van zoon dit jaar een meester heeft. In de hoop dat ze nou eens buiten blijven als het regent, dat er eens een heel spannend verhaal wordt voorgelezen en in de hoop dat er nu eens wat aandacht aan techniek besteed wordt. Zo zie je maar weer, ik zit ook vol met een heleboel slecht onderbouwde vooroordelen over juffen en meesters. Gelukkig hoef ik er ook geen wetenschappelijk onderbouwde mening over te hebben. Ik ben gewoon toevallig moeder van een meisje en een jongen. Ik maak in mijn opvoeding ook niet zo veel bewuste beslissingen gebaseerd op genderverschillen. Ik vrees voor meer onbewuste verschillen dan ik zelf wenselijk vind, moeders zijn ook maar gewoon mensen.
Toen ik hoorde dat de Pabo in Venlo gescheiden rekenlessen gaat aanbieden, vroeg ik me af of die beslissing genomen is op basis van het onderbuikgevoel van de schooldirecteur of dat hij of zij wel een dubbelblind getest onderzoek kan laten zien waaruit blijkt dat meisjes op een andere manier moeten leren rekenen dan jongens. Ik kan namelijk vooral veel onderzoeken vinden waaruit blijkt dat het huidige 'realistisch rekenen' met veel verhaaltjessommen en voorbeelden uit het dagelijks leven schadelijk is voor het echte rekenbegrip: bij jongens èn bij meisjes. Als ik dan even kort door de bocht mag doorredeneren (en dat mag ik, want dit is een column), dan zou het er op kunnen lijken dat de directeur van de Pabo het voor jongens belangrijker vindt dat ze goed leren rekenen dan voor meisjes. Wat op zijn zachts gezegd 'apart' zou zijn. Dus ik ga er maar even vanuit dat deze directeur echt gelooft dat je jongens op een andere manier moet leren rekenen dan meisjes. Dat kan. Maar dan blijft de grote vraag: waarom leren Pabo's in Nederland aan hun studenten hoe ze 50 % van de kinderen kunnen leren rekenen?
Overigens mijn zoon doet volgens eigen zeggen nooit rekentoetsen op school. Hij doet wel heel veel taaltoetsen en soms zit er een som in. Op oudergesprekken horen we dat hij een groot rekeninzicht heeft maar slecht automatiseert. Voor volgend jaar hoop ik op twee meesters. Twee van de Pabo in Venlo. Eentje voor zoon èn eentje voor dochter. 

Deze column verscheen in Kerk in Stad nr 19 2011

dinsdag 26 juli 2011

Vakantieschool? Vakantieschool!

Inderdaad vakantieschool. Een half uurtje na etenstijd even lekker schools werken aan de keukentafel. Vorig jaar door mij bedacht. De vakantie was een week bezig, de kinderen hadden de hele dag ruzie en ik was aan een buurvrouw aan het uit leggen waarom ik mijn hond zo uitgebreid train: “Ze moet niet alleen veel beweging hebben, maar ook mentaal wat uitdaging hebben. Anders breekt ze de boel af uit verveling”. Al tijdens het praten dacht ik : 'Oh dus....'
De rest van de vakantiedagen thuis hebben we iedere dag na het eten een half uurtje school gedaan. Met voor zoon (toen 8) wat niet afgemaakte werkbladen van school, spelen met de atlas, oefeningetjes van internet. Miniloco, wat letters en knutselwerkjes voor kleuterdochter.
Na de eerste dag vroegen ze er meteen zelf weer om. Het was gewoon leuk èn ze speelden inderdaad overdag ook lekkerder. En mooi meegenomen is dat ze wat oefening houden in dingen die ze lastiger vinden! Dit jaar gaat de gitaarles in het vakantieschool onderwijspakket. Zonde om zes weken te laten liggen. Het is veel te leuk om te doen!

Marieke Laauwen

(Verkorte versie van artikel dat is verschenen in het zomer 2011 nummer van Ouders in Beijum 

dinsdag 12 juli 2011

Grote vakantie

Even stampvoeten: ik wil ook grote vakantie. Ik wil me eindeloos vervelen. Ik wil landerige, lange dagen zonder doel. Ik wil hangen, luieren en lezen. Ik wil niet moeten, niet hoeven en ik wil niet willen.
Helaas, ik ben groot. Ik màg op vakantie, ik krìjg geen vakantie. Ik moet zorgen en regelen, plannen en pakken. Ik ben groot, maar ook voor de kinderen is de grote vakantie niet meer wat hij geweest is. Weinig landerigheid maar veel logeren. Waar mijn moeder thuis was, werk ik ook buiten de deur. En werken in de zomer kan best, zo lang je daar niemand anders voor nodig hebt. Want iedereen gaat op vakantie en de vakantiespreiding in een organisatie is behoorlijk breed. Een afspraak met drie mensen kan zo pas vijf weken later plaats vinden. Je bent er de hele dag druk mee en je doet geen donder. Werk je niet in horeca, toerisme of zorg, dan is de kans groot dat je werk de hele zomer stilligt en je toch maar twee thuis kunt blijven.
We hadden twee weken vastgelegd en een week weersafhankelijk gemaakt. Het dreigt een werkafhankelijke week te worden. Bij mij verschuift er een deadline, bij hem loopt er een test uit. Het moet, maar alles duurt langer want als wij er zijn, zijn anderen zijn er niet. We hebben immers allen recht op vakantie. Ik droom van Grote Vakantie. Gewoon zes weken helemaal niets in plaats van zes weken half niets en half stress en schuld in de zon. Gewoon op mijn rug in een weiland praten over niets. Stoepranden, zwaaien naar de boten op de rivier. We gingen twee weken naar zee vroeger en dan waren er vier lange, hete, zinderende, saaie weken over waarin het hele leven trager ging.
Vier weken waarin ik geen schoenen droeg en ik me altijd verveelde en dat stiekem wel lekker vond. Het was een overgave aan zijn. Gewoon opstaan en beginnen met leven en op een gegeven moment weer naar bed. Er gebeurde niets maar ook zo veel. Je zag wel.
Een zelfde gevoel van leven is ook als thuisblijfouder niet meer realiseerbaar, denk ik. De administratie in een huishouden is iets anders dan die in het begin van de jaren tachtig. Om echt zomervakantie te hebben zou de overheid gewoon zes weken plat moeten gaan. Zodat ik zes weken geen brieven krijg waar ik achteraan moet bellen.
Dat is natuurlijk een idee. Zes weken vakantie voor iedereen. De politiek kan er moeilijk iets van vinden. De grote vakantie van Kamerleden duurt twee weken langer dan de grote vakantie van mijn kinderen. Ik weet dat ze in de zomer op werkbezoek gaan, maar wij leren op vakantie ook altijd wel wat. Het lijkt me zalig. Geen vrij te hoeven nemen maar vrij te krijgen (ik ben natuurlijk een dertiger met keuzestress).
In mijn droomvakantie bouwen de kinderen hutten, vlechten ze madeliefkransjes en eten ze aalbessen. Ik knutsel met lapjes en takjes precies als toen ik zes was. Het huis is een lichte frisse pleisterplaats vol gelach en muziek. De VT Wonen zomer waarvan ik weet dat die niet bestaat. En toch herinner ik me zulke zomers...
Mijn werkelijkheid is niet zo slecht. Vandaag is de eerste vakantiedag en mijn zoon maakt een waaier voor zijn vriendin, mijn dochter speelt in haar nachtpon met haar speelgoedkeukentje en brengt me net aardbeientaart met een zoutvaatje, ik tik dit stuk en sprak net even met mijn moeder. Ze belde om me sterkte te wensen en te zeggen dat ik ze volgende week best een paar dagen mag brengen. Als ik dat nodig heb. Het schijnt dat de zon niet altijd scheen als ik grote vakantie had. 


 Deze column verscheen in Kerk in Stad in de zomer van 2009  

woensdag 6 juli 2011

Een CJG dat wel werkt!

Ik kan echt cynische stukjes schrijven, echt!  Maar soms is het heerlijk om te schrijven over iets dat wel werkt. Juist omdat de mensen die wel weten hoe het moet, bizar genoeg, vaak minder aandacht krijgen dan degenen die er niets van bakken.

Dus toen ik op ouders.nl las dat de eerste CJG's weer dicht gaan schreef ik over mijn eigen CJG waar het wel werkt. Lees het hier.

donderdag 9 juni 2011

Halverwege....

Vandaag zijn we halverwege. Mijn zoon is negen. Vandaag ben ik negen jaar moeder. Vanavond om elf over zes om precies te zijn. Nu negen jaar geleden was ik nog gewoon zwanger. Ik was er klaar mee, ik was al meer dan 42 weken zwanger en ik had wel zin in dat moederschap. Het baby'tje dat je hier ziet ,is zo gegroeid. Hij is grappig, slim, nog heerlijk speels, vrolijk als hij niet verdrietig is, 1 meter 41 lang, schoenmaat 39. Als ik terug kijk zie ik niet alleen hoe hij gegroeid is, maar vooral ook hoe ik gegroeid ben. Hoe ik mee moest groeien. Hoe ik kanten van mezelf diep in de ogen moest kijken, omdat ik ze ook bij hem zag. Hallo, faalangst! Hoe ik vrolijker werd, meer kind, nu er een kind was om het voor te doen. Hoe ik leerde wat ik los moet laten en wat vast moet houden.
Sommige dingen heeft hij niet van mij en ook daar geniet ik van. Op zijn rapport staat al jaren: heeft een prachtige zangstem. Dat heeft hij niet van mij. Ik brom. Het is er in geramd op school vroeger. Dus ik hield mijn mond. En toen kwam hij en moest ik zingen. Bij het slapen gaan, als hij voor me op de fiets zat. We zingen nog samen. Met zijn zus mag ik nog ons boodschappenlijstje zingen in de supermarkt zodat we het niet vergeten. Schoonmaakazijn èn een afwaskwast, brood en pindakaas!
Hij vindt het niet leuk meer. Mà-am, niet doen. Je voelt de pubertijd op de loer liggen! Maar ik stop niet. Punt 1 is het mijn taak om te zorgen dat hij zich af en toe een beetje schaamt. Punt 2: Ik ben veel te trots dàt ik zing in een supermarkt, ik stop niet meer!
Ik kijk uit naar de volgende negen jaar. Dan zit het er officieel op. (maak je geen zorgen, ik weet dat moederen niet stopt. Ik ben bijna 36 en ik heb een moeder.) Dan is hij meerderjarig. Ik ben zo benieuwd wat hem brengt en wat mij!

Marieke

P.S. Het verhaal bij de foto staat hier!
P.S.  2 Ik ben al heel lang iemands moeder. Wedden dat dat ziekenhuis geen polaroidcamera meer heeft. Oh en dat ziekenhuis is zelf ook al lang verhuisd....

maandag 30 mei 2011

Slapend kind

(Kerk in Stad, 13 mei 2011)

Vanochtend zag ik in de krant een foto van een prachtige baby. De foto was zo mooi dat ik net de krant weer uit de oudnieuwsbak heb opgevist om hem uit te scheuren. De baby slaapt. Mollig, ontspannen, onschuldig. De man die haar vast houdt kijkt vertederd, ontroerd en beschermend neer op het kind. Deze man is niet haar opa.
Hij draagt een Rode Kruispak en de baby in zijn armen is afgelopen weekend gered toen het schip waarmee zij uit Noord-Afrika naar Europa trachtte te komen op de rotsen liep en zonk. Even sprong mijn hart op toen ik dat las. De dag daarvoor had ik het vergaan van een andere boot met zeshonderd man aan boord trachten te negeren. Het is te veel, te erg, te groot. Ik ben druk met mijn eigen leven. Ergens in dit wegkijken had ik van zeshonderd vluchtelingen dan ook zeshonderd jonge mannen gemaakt. Mannen zoals mijn voorouders die aan het begin van de vorige eeuw naar Canada trokken.
Er zijn geen zeshonderd jonge mannen verdronken dit weekend tussen Libië en Malta. Er zijn jonge mannen, oude mannen, jonge vrouwen, oude vrouwen èn kinderen verdronken. Baby's, jongetjes die net konden lopen. Meisjes van zes en jongens van acht. Kinderen met dromen en plannen. Baby's wiens krullend haar zo heerlijk zoet ruikt. De geur van slaap en moedermelk.
Er zijn kinderen verdronken die we niet zien. Die we niet willen zien. Omdat de verantwoordelijkheid zo zwaar is, omdat we zelf zo druk zijn. Omdat we niet weten hoe we het op moeten lossen.
Ooit was ik voor een artikel in dit blad in het Heymanshuis, toen opvangcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik genoot daar van de kinderen. Die speelden, lachten en huilden alsof ze een heel gewoon leven hadden. Een leven zoals mijn kinderen thuis. Toen ik thuis kwam was er een staatssecretaris op de radio die bezwoer dat er onder zijn verantwoordelijkheid geen gezinnen met kinderen op straat gezet werden. Het maakte de ochtend nog specialer. Ik had kinderen zien spelen, die helemaal niet bestonden.
Osama Bin Laden is dood. Tussen alle verhalen lees ik ergens: de VS wil met de weduwen van Bin Laden praten. De vrouwen zitten met hun acht kinderen gevangen in Pakistan.
Weer acht kinderen waar we het niet over willen hebben. Omdat we diep van binnen weten dat kinderen, kinderen zijn. En dat de regels die voor volwassenen gelden niet voor kinderen zouden moeten gelden. Of kinderen nu van mij zijn of van Bin Laden. Kinderen horen te spelen en niet in de gevangenis te zitten. Kinderen hebben geen schuld aan de beslissingen die hun ouders maken. Kinderen horen kinderzorgen te hebben. De baby die doorslaapt op mijn prikbord zal vermoedelijk niet zonder grote mensenzorgen opgroeien. Kinderen als zij, zijn kinderen als Sahar. Verwesterd omdat ze, zoals kinderen dat doen, meedoen met hun omgeving. Tot we zeggen: Ja maar jij bent anders.
Ik weet wel dat u het ook niet kunt helpen, net als ik het niet kan helpen. Maar als u Trouw leest en de oudpapierman nog niet geweest is, haal de krant van maandag er dan eens uit. Ze staat op pagina 3, een baby zoals mijn dochter ooit. Om ons eraan te herinneren dat ook als wij niet aan ze denken, ze toch bestaan. Kinderen die het niet getroffen hebben. De foto hangt boven mijn bureau, de plek waar ik gireer. Het is niet veel, maar het is iets.
  
De foto vindt u hier

Van waar dit blog?

Welkom, op dit plekje van het internet. Mijn plekje op het internet. Mijn naam is Marieke Laauwen, en ik ben schrijver. Laat me dat nog een keer zeggen:
Ik ben Marieke Laauwen en ik ben schrijver. Ik moet het nog wat oefenen, Het is niet dat ik zojuist schrijver ben geworden. Het is meer dat het even geleden is dat ik het zo, vrijuit, heb durven zeggen. Zie je, ik besloot journalist te worden toen ik acht was en om dat ik van de koppige soort ben, vertrok er in 1993 een achttienjarig journalist naar de Academie voor Journalistiek. Toen ik er vier jaar later afkwam bestelde ik een vrachtwagen liet me met al mijn spullen van Tilburg naar Groningen rijden en werd ambtenaar. Dat lag een beetje aan mij en een beetje aan de Academie. Het was een beetje de Kuifje Academie en ik bèn geen Kuifje.
Ik vond de mensen achter het nieuws leuker dan het nieuws zelf maar zag nog niet dat dat mijn grote kracht is! Toen ik studeerde was ik stoer, cynisch, sarcastisch, grappig maar nooit kwetsbaar. In het openbaar dan. Soms droom ik van het overdoen. Gewoon terug gaan, laten zien wie ik ben, wat ik kan en kijken wat ik kan leren van alle talenten die daar rondliepen.
Ik ben altijd blijven schrijven (je bent schrijver of je bent het niet natuurlijk). Als eindredacteur, redacteur en columnist van Kerk in Stad een piepklein maar prachtig kerkblad. Iedere twee weken een twintig pagina grote krant maken als enige betaalde kracht tussen geweldige vrijwilligers.
Als mens, fictie gedichtjes, korte verhaaltjes schetsen weggestopt in mijn pc.
Als vrijwilliger voor het (nog veel kleinere) blaadje van het Centrum voor jeugd en gezin in Beijum. Als blogger, in het Engels en onder een andere naam.
En als levensverhalenschrijver. Biograaf voor gewone mensen. Waanzinnig mooi werk maar ook werk van de lange adem en ontzettende intensiteit. En ik ben schrijver niet meteen ook zakenman. Dus bleef ik bezig met de vraag: Wat wil ik later worden als ik groot ben?
En ineens wist ik het: Ik ben schrijver en het werd tijd om dit hard op te zeggen. Vandaar dit blog.

donderdag 26 mei 2011

Onder mijn eigen naam?

ja, toch echt. Ik heb namelijk besloten dat ik toch gewoon wel goed schrijf en dat dan ook wil doen!