maandag 30 mei 2011

Slapend kind

(Kerk in Stad, 13 mei 2011)

Vanochtend zag ik in de krant een foto van een prachtige baby. De foto was zo mooi dat ik net de krant weer uit de oudnieuwsbak heb opgevist om hem uit te scheuren. De baby slaapt. Mollig, ontspannen, onschuldig. De man die haar vast houdt kijkt vertederd, ontroerd en beschermend neer op het kind. Deze man is niet haar opa.
Hij draagt een Rode Kruispak en de baby in zijn armen is afgelopen weekend gered toen het schip waarmee zij uit Noord-Afrika naar Europa trachtte te komen op de rotsen liep en zonk. Even sprong mijn hart op toen ik dat las. De dag daarvoor had ik het vergaan van een andere boot met zeshonderd man aan boord trachten te negeren. Het is te veel, te erg, te groot. Ik ben druk met mijn eigen leven. Ergens in dit wegkijken had ik van zeshonderd vluchtelingen dan ook zeshonderd jonge mannen gemaakt. Mannen zoals mijn voorouders die aan het begin van de vorige eeuw naar Canada trokken.
Er zijn geen zeshonderd jonge mannen verdronken dit weekend tussen Libië en Malta. Er zijn jonge mannen, oude mannen, jonge vrouwen, oude vrouwen èn kinderen verdronken. Baby's, jongetjes die net konden lopen. Meisjes van zes en jongens van acht. Kinderen met dromen en plannen. Baby's wiens krullend haar zo heerlijk zoet ruikt. De geur van slaap en moedermelk.
Er zijn kinderen verdronken die we niet zien. Die we niet willen zien. Omdat de verantwoordelijkheid zo zwaar is, omdat we zelf zo druk zijn. Omdat we niet weten hoe we het op moeten lossen.
Ooit was ik voor een artikel in dit blad in het Heymanshuis, toen opvangcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik genoot daar van de kinderen. Die speelden, lachten en huilden alsof ze een heel gewoon leven hadden. Een leven zoals mijn kinderen thuis. Toen ik thuis kwam was er een staatssecretaris op de radio die bezwoer dat er onder zijn verantwoordelijkheid geen gezinnen met kinderen op straat gezet werden. Het maakte de ochtend nog specialer. Ik had kinderen zien spelen, die helemaal niet bestonden.
Osama Bin Laden is dood. Tussen alle verhalen lees ik ergens: de VS wil met de weduwen van Bin Laden praten. De vrouwen zitten met hun acht kinderen gevangen in Pakistan.
Weer acht kinderen waar we het niet over willen hebben. Omdat we diep van binnen weten dat kinderen, kinderen zijn. En dat de regels die voor volwassenen gelden niet voor kinderen zouden moeten gelden. Of kinderen nu van mij zijn of van Bin Laden. Kinderen horen te spelen en niet in de gevangenis te zitten. Kinderen hebben geen schuld aan de beslissingen die hun ouders maken. Kinderen horen kinderzorgen te hebben. De baby die doorslaapt op mijn prikbord zal vermoedelijk niet zonder grote mensenzorgen opgroeien. Kinderen als zij, zijn kinderen als Sahar. Verwesterd omdat ze, zoals kinderen dat doen, meedoen met hun omgeving. Tot we zeggen: Ja maar jij bent anders.
Ik weet wel dat u het ook niet kunt helpen, net als ik het niet kan helpen. Maar als u Trouw leest en de oudpapierman nog niet geweest is, haal de krant van maandag er dan eens uit. Ze staat op pagina 3, een baby zoals mijn dochter ooit. Om ons eraan te herinneren dat ook als wij niet aan ze denken, ze toch bestaan. Kinderen die het niet getroffen hebben. De foto hangt boven mijn bureau, de plek waar ik gireer. Het is niet veel, maar het is iets.
  
De foto vindt u hier

Van waar dit blog?

Welkom, op dit plekje van het internet. Mijn plekje op het internet. Mijn naam is Marieke Laauwen, en ik ben schrijver. Laat me dat nog een keer zeggen:
Ik ben Marieke Laauwen en ik ben schrijver. Ik moet het nog wat oefenen, Het is niet dat ik zojuist schrijver ben geworden. Het is meer dat het even geleden is dat ik het zo, vrijuit, heb durven zeggen. Zie je, ik besloot journalist te worden toen ik acht was en om dat ik van de koppige soort ben, vertrok er in 1993 een achttienjarig journalist naar de Academie voor Journalistiek. Toen ik er vier jaar later afkwam bestelde ik een vrachtwagen liet me met al mijn spullen van Tilburg naar Groningen rijden en werd ambtenaar. Dat lag een beetje aan mij en een beetje aan de Academie. Het was een beetje de Kuifje Academie en ik bèn geen Kuifje.
Ik vond de mensen achter het nieuws leuker dan het nieuws zelf maar zag nog niet dat dat mijn grote kracht is! Toen ik studeerde was ik stoer, cynisch, sarcastisch, grappig maar nooit kwetsbaar. In het openbaar dan. Soms droom ik van het overdoen. Gewoon terug gaan, laten zien wie ik ben, wat ik kan en kijken wat ik kan leren van alle talenten die daar rondliepen.
Ik ben altijd blijven schrijven (je bent schrijver of je bent het niet natuurlijk). Als eindredacteur, redacteur en columnist van Kerk in Stad een piepklein maar prachtig kerkblad. Iedere twee weken een twintig pagina grote krant maken als enige betaalde kracht tussen geweldige vrijwilligers.
Als mens, fictie gedichtjes, korte verhaaltjes schetsen weggestopt in mijn pc.
Als vrijwilliger voor het (nog veel kleinere) blaadje van het Centrum voor jeugd en gezin in Beijum. Als blogger, in het Engels en onder een andere naam.
En als levensverhalenschrijver. Biograaf voor gewone mensen. Waanzinnig mooi werk maar ook werk van de lange adem en ontzettende intensiteit. En ik ben schrijver niet meteen ook zakenman. Dus bleef ik bezig met de vraag: Wat wil ik later worden als ik groot ben?
En ineens wist ik het: Ik ben schrijver en het werd tijd om dit hard op te zeggen. Vandaar dit blog.

donderdag 26 mei 2011

Onder mijn eigen naam?

ja, toch echt. Ik heb namelijk besloten dat ik toch gewoon wel goed schrijf en dat dan ook wil doen!