vrijdag 12 oktober 2012

Het duurt effe maar dan krijg je ook wat!

Ik mocht weer een column schrijven!


Roze golfballen

Oktober is niet alleen kindermaand, wetenmaand, woonmaand en kinderboekenmaand. Het is ook koop-roze-rotzooi-maand. Dit doe je om je er bewust van te worden dat borstkanker bestaat. Ik heb daar geen roze agenda, roze armband of roze golfballen voor nodig. Deze maand ging ik met een vriendin voor onderzoek mee naar het ziekenhuis en vierde ik de verjaardag van een andere vriendin ín datzelfde ziekenhuis. Reden: borstkanker. Dus je hoeft mij niet te vertellen dat borstkanker bestaat. Ik wist het al en velen van u zullen ook treffendere voorbeelden hebben dan een roze metalen speldje.
En toch, toen ik op zoek was naar een telefoon heb ik er ook wel eens een gekocht met een roze hangertje eraan, omdat ik best iets nuttigs wilde doen tegen borstkanker. Onderzoek kost geld toch? Tot vorig jaar bekend gemaakt werd, dat dat dat geld helemaal niet uitgegeven werd en wat er uitgegeven werd, veelal niet werd uitgegeven aan onderzoek. Pink Ribbon probeerde dat te weerleggen en overtuigde mij niet. Een van de argumenten was dat het geld werd uitgegeven aan bewustwording. Ja dan is het doel al bereikt als je de golfballen verkoopt, dan hoef je met dat geld niet ook nog eens wat te doen. De kranten stonden er vol mee, de televisie sprak er schande van en twitter ontplofte.
Een jaar later is het weer oktober en verkoopt Pink Ribbon opnieuw roze armbandjes. Met de tietenrace (voor awareness) zijn ze gestopt. “Dat was een beetje plat”: zei de nieuwe directeur in Nieuwsuur van afgelopen maart. Op de site van Pink Ribbon vertellen ze me blij dat ze al jaren geld uitgeven aan wetenschappelijk onderzoek naar borstkanker. Twitter staat dit jaar vol met mensen die iets moois schreven in het Pink Ribbon tijdschrift Aandacht. En ik vraag me af, zouden al die mensen nu gezegd hebben: 'leg me dan eens uit waar dat geld naar toe gaat dan?' En zouden ze dan een bevredigend antwoord gehoord hebben? Dan zou ik dat wel eens willen horen. Ik heb slechts kritiek en tot op het bot verdeelde patiëntengroepen gevonden, maar niet een helder eenduidig antwoord dat mij vertrouwen geeft in Pink Ribbon. Nu heb ik geen diepgaande onderzoeksjournalistiek bedreven, ik heb me meer gedragen als een kritische consument uit de doelgroep van Pink Ribbon en dat ben ik ook.
Wat me verbaasd is dat ook anderen Pink Ribbon dit jaar blijmoedig links laten liggen. Vorig jaar geen krant die er niet over schreef en niemand die nu denkt: “Hé die roze rommel ligt er weer, laat ik eens in de cijfers duiken.” Zou Pink Ribbon gelijk hebben? Is er awareness nodig. Is de impact van borstkanker in zo veel levens niet interessant genoeg? Is een roze agenda per definitie zo truttig dat je er geen nieuws van kan maken? Ook niet als die agenda zo veel geld opbrengt dat naar fundamenteel onderzoek zou kunnen gaan. En we kopen het allemaal weer. Op dat het ons niet gebeurt. Dat realiseerde ik me ineens. Pink Ribbon verkoopt geen bewustzijn, Pink Ribbon verkoopt aflaten. Als ik maar genoeg roze meuk koop gaat deze beker aan mij voorbij. Gouden handel. Wanneer ik me dat realiseerde? Toen ergens online een patiënt schreef: “Weet je, de facebookvrienden die hun hele pagina met roze lintjes behangen, zijn nooit de mensen die hier een pan soep komen brengen. Dus mijn advies. Wil je iets doen tegen borstkanker: kook soep!

Deze column verscheen eerder in Kerk in Stad van 12-10-2012

vrijdag 22 juni 2012

Bloemetjesvest


Ik heb zojuist de online voorpagina van Elle bekeken. Het gaat over de Viktor en Rolf bugaboo en celebtwitpics. Even ter verduidelijking: Een bugaboo is een kinderwagen, Viktor en Rolf zijn modeontwerpers en celebtwitpics zijn foto's die beroemdheden op twitter hebben gezet.
Verder komt aan bod: het beste beachhair (haar voor naar het strand) en de ultieme boxclutch (dat is een tas in de vorm van een brillenkoker zonder handvat of schouderband zodat je hem vast moet houden).
Het boeit me werkelijk niet en dat is spijtig, want blijkbaar is dit info die mij zou helpen het glazen plafond te breken. Hoofdredactrice Cécile Narinx van Elle kreeg twee weken geleden van de Volkskrant alle gelegenheid om in de beste traditie van de vrouw en van de Volkskrant eens even flink uit te halen naar andere vrouwen.
Vrouwen die van gezellige spulletjes houden. Spullen met roze bloemetjes erop en theepotten met vrolijke tekeningen. Infantiele spullen aldus Narinx.
Ik had dit hele pamflet gemist als de redactie van Trouw er niet op prachtig ironische wijze aandacht aan gegeven had dit weekend.
Trouw herhaalt in haar korte berichten een vermaning dat we echt het Flow vakantieschrijfboek niet mogen kopen van de Volkskrant. Omdat: “we hier niet verder komen met dat glazen plafond als vrouwen weigeren volwassen te worden.” En dan verderop in hetzelfde Trouwmagazine een spread over een barbecue voor binnen met als kop:”Goed nieuws voor mannen: er zit een knopje aan”.
En in een hoekje een stukje over een kraanopzetstuk waarmee je een straal water omhoog kan laten spuiten. “Officieel is het om water te kunnen drinken, maar alle kinderen en hun vaders weten beter. Een man blijft altijd een kind.”
Dus zo staat het er voor met het feminisme. Als ik een bloemetjesslinger aan mijn fiets hang, een paar cupcakes bak of een agenda heb met een vogeltje erop, dan kan ik niet intelligent zijn omdat ik weiger op te groeien. Maar als ik een man ben dan kan ik blijmoedig 's ochtends een miljoenendeal sluiten en 's middags met een barbecue een waterfontein of een raceauto gaan spelen en niemand vindt dat gek.
Mannen nemen spelen serieus en vrouwen beginnen dat eindelijk ook te leren. Narinx speelt zo serieus dat ze vergeet dat ze speelt. De auteur van het boek “Geluk is een jurk” besteedt serieus geld aan dingen die er niet toe doen. Viktor en Rolf's bugaboo kost 700 euro meer dan een gewone en de goedkoopste boxclutch in Elle meer dan 200 euro. Narinx, verantwoordelijk voor deze redactionele keuzes, zegt in de Volkskrant dat we smaakvolle ambachtelijke dingen moeten kopen en zo blijkt haar feministische sneer gewoon een staaltje ouderwetse klassenstrijd. Spelen mag alleen voor vrouwen die geld genoeg hebben. Een theepot van Blond is infantiel, een clutch van Dolce en Gabbana is te cute. En als we dan toch bij Dolce en Gabanna zijn kunnen we meteen de nieuwe miniatuurversie van hun aanschaffen voor dochter (. Veel volwassener dan cupcakes bakken met mama of waterspuiten met pap, toch?
De vrolijke bloemetjesslinger aan menig damesfiets doet Narinx zich afvragen of we hiervoor onze bh verbrand hebben. Dat lijkt me wel. Als ik na 100 jaar feminisme nog door vrouwen op de vingers getikt word, als ik de verkeerde theepot op tafel heb staan dan hebben we nog een lange weg te gaan. Aan de andere kant, wat weet ik nu van het leven? Ik type dit in een roze bloemetjesvest, gekocht in de uitverkoop.

Deze column verscheen eerder op 22 juni 2012 in Kerk in Stad

dinsdag 19 juni 2012

Waarom vaderdag belangrijk is en dus niet gevierd zou moeten worden




Op 16 juni 2002 vierde mijn lief zijn eerste vaderdag. In het ziekenhuis op de afdeling neonatologie. Onze reus deed het nog niet goed. Zelf hadden we die vaderdag pas in de gaten toen we een prachtig voetafdrukje in zoons wiegje ontwaarde. Zijn afdruk was ongeveer 2 keer zo groot als die van alle premature kindjes om ons heen. Man keek in dat wiegje pakte dat kaartje en draaide zijn gezicht naar de muur om in stilte wat tranen te laten. Net als alle vaders om hem heen. De jaren daarna was vaderdag een heel stuk normaler. We vieren dat met ontbijt, een praktisch cadeau gekocht door moeder (dit jaar een nieuwe fietstas omdat de oude stuk was) en zelfgemaakte knutsels. Meestal doet dochter ook nog even een optreden.
Nou krijgen wij veel knutsels. De kinderen houden van knutselen en van ons en dat resulteert in veel mooie werken. Zoon begint er uit te groeien maar ontwikkelt de gave echt mooie gemeende complimenten te geven en dat is ook leuk. En ontbijten dat kunnen we ook best zo maar doen.
Kortom vaderdag hoeft eigenlijk voor ons niet zo. Wij genieten elke dag van onze kinderen.
En juist daarom vieren we het. Want vaderdag niet zo belangrijk vinden is een luxe die je je kan veroorloven als je praktiserend vader bent en je ouders nog leven.
Vaderdag is een heel stuk lastiger als het leven niet zo gaat als je het gewild zou hebben. In mijn eigen leven zie ik mensen die ziekenhuis in en uit lopen om vader te worden, mensen wiens kind overleden is, kinderen wiens vader overleden is en die nu op school fijn mee moeten knutselen. Kinderen wiens vader niet geïnteresseerd is in vaderschap. Vaders die hun kinderen niet zien. Mensen met een kinderwens en zonder partner. Mensen met een kinderwens en een partner zonder kinderwens. Mensen die zeker weten dat dit de laatste vaderdag van hun vader is. Mensen die ieder jaar hun vader weer missen.
En dan zou ik tegen die mensen moeten zeggen. Nee joh wij vieren vaderdag niet, want wij vinden dat commerciële onzin? Het is commerciële onzin, maar niet mee kunnen doen aan commerciële onzin doet ook zeer. Sterker nog het verdriet dat deze dag ieder jaar weer veroorzaakt, weegt op geen enkele manier op tegen de lol die ouders ervan hebben. Wij boffen iedere dag!
Dus wij vierden vaderdag met door de kinderen gerolde croissantjes uit een plofblik omdat het een dag is die niet zou moeten bestaan, maar die je niet kunt negeren.

P.S. Mijn spellingchecker wil vaderdag met een hoofdletter schrijven. Wij vieren het wel maar er zijn natuurlijk grenzen....

vrijdag 30 maart 2012

Wat ik nog weet van Roodeschool

Lang, lang geleden toen mijn man nog mijn vriendje was en we net in Stad woonden, besloten we dat het tijd werd om het ommeland eens te gaan bekijken. Omdat we nog geen auto hadden, fietsten we op een zondagmiddag naar het station om in de trein naar Roodeschool te stappen. Alleen die trein was al een beleving. We hadden ons jaren in en uit overvolle studententreinen gevochten. Oude Duitse coupe's met stoffige bekleding, dubbeldekkers waar je soms ineens stond in een rookcoupé. En toen de diesel naar Roodeschool. Eén wadlopertje met een wagonnetje. Eén conducteur en vijf passagiers aan boord. Drie mensen die wisten waar ze naar toe wilden en wij.

Wij reden doelloos door dat eindeloze lege landschap. Geboren en getogen in de Veluwezoom was ik toen de schoonheid van Groningen nog aan het leren zien. Ik zag niks. Hoogspanningsmasten met af en toe een schaap. Ik wist nog niet hoe je leegte zien moest. We reden langs plaatsjes met exotische namen. Sauwerd, Baflo, Usquert, het was nog een vreemde taal.
Na een uur doemde er een strook beton op langs het spoor met een blauw bord erbij. Roodeschool. Nu we er waren, stapten we maar uit.

Wat ik nog weet van Roodeschool. Het had een chinees restaurant, er stonden mooie huizen en het was er koud en doodstil. Het was niet echt een plaats om de zondagmiddag door te brengen. Toch liepen we een uur door het uitgestorven dorp wachtend op de trein terug naar Stad. Tien minuten voordat de trein zou arriveren, kwam er een echtpaar aangewandeld. Ze liepen op hun gemak midden over straat. Tot ze vlakbij het station aangekomen over een hegje een voor ons willekeurige voortuin instapten en strak naar binnen gingen kijken. “Ze hebben een nieuw bankstel! ”, was het tevreden commentaar. Ze liepen de tuin uit naar het station en stapte even later in Uithuizermeeden uit.

Vijftien jaar later is dit mijn eerste associatie met Roodeschool. Extreme nieuwsgierigheid. Misschien geheel ten onrechte. Maar toch denk ik dat dit echtpaar de reden is dat we nooit gevallen zijn voor zo'n mooi, goedkoop pand met veel grond in een klein Gronings dorp. Iedere keer als Funda echtgenoot of mij verleidt, fluistert een van ons: Het bankstel in Roodeschool.

En toch. Wat weet ik nu van Roodeschool na een uur? Een uur waarin ik slechts één echtpaar een redelijk bizarre zin hoor uitspreken. Misschien is Roodeschool wel een broeinest van straattheater en waren wij toevallig het enige publiek.

Je weet het niet, een eerste indruk is maar een eerste indruk. En toch een kleine anekdote kan een groot verhaal vertellen en soms denk ik dat het Roodeschool-syndroom mij daarom belemmert. Soms als ik enthousiast iets vertel krijg ik het ineens heel warm en blijf even hangen. Me totaal van mezelf bewust. Wordt dit mijn verhaal? “Marieke, Oh die met dat kleine hoofdje? Ik praatte eens met haar en toen zei ze heel overdreven...”

Niets zeggen, is voor mij geen optie. Ik ben daar van nature ongeschikt voor. Daarom schrijf en praat ik tegenwoordig maar zo echt mogelijk. Helemaal Marieke en niemand anders. Zodat het verhaal in iemands hoofd maar echt over mij gaat. Maar ik vind het niet makkelijk en daarom blijft het hier tot nu toe wat leeg....

dinsdag 6 maart 2012

Is de pijn misschien toch niet een ietsjepietsje verbeterd?

vroeg de zeer jonge dokter me gisteren. Misschien maar een heel klein tikkeltje. En ik zei ja. Want dat was duidelijk wat hij wilde horen. Dat klopte met zijn diagnose, of klopte hij met wat hij wilde horen dat het was? Want als het niet vooruitging had hij me al verteld stonden me revalidatieartsen te wachten en nieuw gips en jarenlange ellende. En bovendien moest hij dan nu een arts met een diploma gaan roepen terwijl het spreekuur al helemaal uitliep, zou hij de röntgenkamer verder belasten en moest hij waarschijnlijk wel het dossier van de patiënt in gaan zien. Maar  ik zei ja en vertoonde verder ook niet de zorgwekkende verschijnselen van diagnose  B dus ik mocht naar huis met de opdracht nieuwe schoenen te kopen, te stoppen met lopen en over twee maanden terug te komen.

Dus nu zit ik me thuis zorgen te maken. Want ik weet helemaal niet of de pijn erger is dan 6 weken terug. Het voelt erger omdat pijn 15 weken nadat je je teen breekt vervelender is dan 7 weken nadat je je teen breekt. Het voelt minder erg omdat ik de afgelopen 6 weken blijmoedig heb gedaan of het eigenlijk allemaal wel mee viel. Bovendien: ik weet eigenlijk helemaal niet hoeveel pijn mijn teen zes weken geleden deed. Hij deed toen pijn en hij doet het nu.

Ik geloof dat de medische wetenschap mijn mogelijkheid om rationeel oordeel te beoordelen of iets meer of minder pijn doet dan 6 weken geleden, een beetje overschat. En dus maak ik me zorgen .want mijn antwoord bracht iets te veel opluchting te weeg bij dokter.

maandag 5 maart 2012

Stabilitas

Ik ben een boekje over Benedictijns richtlijnen voor het leven aan het lezen en kwam daar dit bericht tegen. Stabilitas, de kunst van het niet weglopen van degenen en hetgeen waaraan je je verbonden hebt.

Volhouden dus. In de periode waarin ik niet dagelijks op dit blog schreef, vierde ik mijn derde trouwdag wat in mijn geval betekent dat ik al 12 jaar getrouwd ben met de man die ik al 21 jaar liefheb. Ik kan het dus wel, niet weglopen van waaraan ik me verbonden heb. Het lukt me gewoon niet bij alles. In mijn geval zal stabilitas bij het bloggen waarschijnlijk betekenen dat ik zo af en toe weer opnieuw moet beginnen.

Waarom ik niet schreef? Er gebeurde te veel. Dingen die niet blogbaar waren. Dingen waar we weinig controle over hadden en dingen die tijd en aandacht vroegen. En gingen er dingen goed (ik en bovengenoemde man waren een heel weekend zonder kinderen in Amsterdam!) dan wilde ik daar hier en nu van genieten.

Overigens in Amsterdam liep ik over het Waterlooplein en vroeg me af of ik misschien ergens de afgelopen 20 jaar te oud geworden was voor Dr. Martens. Ik besloot van wel.

Vanochtend zat ik na  drie kwartier wachtten met een te jonge dokter in een te klein kamertje omdat 15 weken nadat ik het laatste treetje van de trap mistte, nog steeds niet pijnloos loop. De dokter maakte zich zorgen en was niet blij met mijn schoenen. Te zacht en te flexibel. Ik moet over twee maanden terugkomen, veel minder lopen en dagelijks werklaarzen aan.

Ik heb groene besteld. Dat is mijn lievelingskleur. Tot morgen!

vrijdag 3 februari 2012

Column: Bediend


Ik ben niet zo vaak jaloers op katholieke broeders en zusters. Mijn echtgenoot (zelfverklaard atheïst, maar Heilig Vormsel gedaan, dus de kerk zal hem nog wel meetellen) verwijt mij met enige regelmaat calvinisme en hij zal wel gelijk hebben. Ik ben niet zo van de pracht en praal, ik houd van sobere kerken en moet hoesten van wierook.
Ik heb, van de ene Marieke tot de andere, wel een band met Maria maar volgens mijn schoonoma kan het haar niet schelen of je protestant of katholiek bent. Dat is denk ik ook wat mij tot een ongeschikte katholiek maakt. Ik volg graag de regels en dat kan alleen, als ik bij onvrede een poging kan doen om ze te veranderen. Als ik in gesprek ben met katholieken komt er, altijd, een moment waarop gezegd wordt: '' ja dat zeggen ze wel, maar dat doen we anders”. Dat vind ik mooi, maar ik kan het niet zo goed.
Misschien ben ik ook gewoon te woord gericht voor de katholieke kerk. Ik wil nieuwe dingen horen in de kerk. Zoeken in taal naar dingen die zo moeilijk te verwoorden zijn. En toch is er zo af en toe een moment dat ik eigenlijk wèl katholiek zou willen zijn. Meestal tijdens een telefoongesprek: “Hoe gaat het met hem.” “Hij is gisteravond bediend”.
En dan weet je: het gaat niet goed. Er wordt een grens genaderd. Hij gaat dood. Ik raak altijd even heel ontroerd van die woorden. Ik vind het sacrament der zieken zo mooi en ik vind het lastig om in woorden uit te leggen waarom. Misschien is het dit: het mooie van bedienen is dat het om de stervende zelf gaat. Er wordt, voor de stervende, een afscheidsmoment van het leven gecreëerd.  Waar een uitvaart meer een afscheidsmoment voor de levenden is.
Nu is het vervelende van over de dood spreken natuurlijk, dat niemand van ons echt weet waar we het over hebben. Zeker, veel van ons hebben mensen zien sterven en allen hebben we nagedacht over sterven. Geen van ons is doodgegaan...
Misschien is het slechts een romantische gedachte van mij dat het zinvol is een ritueel uit te voeren bij het naderen van de dood. Maar het lijkt me zo logisch om zowel geboorte als sterven met een ritueel te markeren. Bij je doop krijg je een naam en beginnen de woorden in je leven. Bij het sterven biecht je voor het laatst en is er weer die hand op je hoofd. Van: “Kom maar hier, jij hoort erbij.” Tot: “Toe maar, ga maar, het is goed geweest”. 
Een ritueel aan het eind van het leven mist in onze kerk. Al zag ik op de site van de PKN dat er al sinds 2006 een liturgisch werkboekje over de  ziekenzalving voorhanden is. De  verklarende tekst bij dit boekje eindigt met de zin: “Hoe sluit ziekenzalving aan bij een geloofstraditie waarin het Woord centraal staat?” Precies mijn  zoektocht. Misschien schuilt het antwoord in het probleem. Aan het eind van het leven houden woorden op en rest er een handeling.
Tevreden deel ik mijn gedachtegang met man. Zijn oom was aanleiding van de bespiegeling. Man zegt: Ja, het klinkt wel mooi, maar het levert ook zoveel gedoe op. Wanneer is iemand ziek genoeg om te bedienen en als iemand weer opkrabbelt doe je het dan nog een keer?”
Dan komt de rouwkaart met de tekst: “Rustig is van ons heengaan” en concluderen we samen dat het tòch gewoon mooi is!   

Deze column verscheen eerder in Kerk in Stad  03-02-2012

Bediend


 
Ik ben niet zo vaak jaloers op katholieke broeders en zusters. Mijn echtgenoot (zelfverklaard atheïst, maar Heilig Vormsel gedaan, dus de kerk zal hem nog wel meetellen) verwijt mij met enige regelmaat calvinisme en hij zal wel gelijk hebben. Ik ben niet zo van de pracht en praal, ik houd van sobere kerken en moet hoesten van wierook.
Ik heb, van de ene Marieke tot de andere, wel een band met Maria maar volgens mijn schoonoma kan het haar niet schelen of je protestant of katholiek bent. Dat is denk ik ook wat mij tot een ongeschikte katholiek maakt. Ik volg graag de regels en dat kan alleen, als ik bij onvrede een poging kan doen om ze te veranderen. Als ik in gesprek ben met katholieken komt er, altijd, een moment waarop gezegd wordt: '' ja dat zeggen ze wel, maar dat doen we anders”. Dat vind ik mooi, maar ik kan het niet zo goed.
Misschien ben ik ook gewoon te woord gericht voor de katholieke kerk. Ik wil nieuwe dingen horen in de kerk. Zoeken in taal naar dingen die zo moeilijk te verwoorden zijn. En toch is er zo af en toe een moment dat ik eigenlijk wèl katholiek zou willen zijn. Meestal tijdens een telefoongesprek: “Hoe gaat het met hem.” “Hij is gisteravond bediend”.
En dan weet je: het gaat niet goed. Er wordt een grens genaderd. Hij gaat dood. Ik raak altijd even heel ontroerd van die woorden. Ik vind het sacrament der zieken zo mooi en ik vind het lastig om in woorden uit te leggen waarom. Misschien is het dit: het mooie van bedienen is dat het om de stervende zelf gaat. Er wordt, voor de stervende, een afscheidsmoment van het leven gecreëerd.  Waar een uitvaart meer een afscheidsmoment voor de levenden is.
Nu is het vervelende van over de dood spreken natuurlijk, dat niemand van ons echt weet waar we het over hebben. Zeker, veel van ons hebben mensen zien sterven en allen hebben we nagedacht over sterven. Geen van ons is doodgegaan...
Misschien is het slechts een romantische gedachte van mij dat het zinvol is een ritueel uit te voeren bij het naderen van de dood. Maar het lijkt me zo logisch om zowel geboorte als sterven met een ritueel te markeren. Bij je doop krijg je een naam en beginnen de woorden in je leven. Bij het sterven biecht je voor het laatst en is er weer die hand op je hoofd. Van: “Kom maar hier, jij hoort erbij.” Tot: “Toe maar, ga maar, het is goed geweest”. 
Een ritueel aan het eind van het leven mist in onze kerk. Al zag ik op de site van de PKN dat er al sinds 2006 een liturgisch werkboekje over de  ziekenzalving voorhanden is. De  verklarende tekst bij dit boekje eindigt met de zin: “Hoe sluit ziekenzalving aan bij een geloofstraditie waarin het Woord centraal staat?” Precies mijn  zoektocht. Misschien schuilt het antwoord in het probleem. Aan het eind van het leven houden woorden op en rest er een handeling.
Tevreden deel ik mijn gedachtegang met man. Zijn oom was aanleiding van de bespiegeling. Man zegt: Ja, het klinkt wel mooi, maar het levert ook zoveel gedoe op. Wanneer is iemand ziek genoeg om te bedienen en als iemand weer opkrabbelt doe je het dan nog een keer?”
Dan komt de rouwkaart met de tekst: “Rustig is van ons heengaan” en concluderen we samen dat het tòch gewoon mooi is!  

 Deze column verscheen eerder op 3 februari in Kerk in Stad  03-02-2012

maandag 30 januari 2012

De woorden zijn op

Ik heb vanochtend 2 columns geschreven (vrijdag hier!) en nu zijn de woorden op. Gelukkig bak ik ook lekker taart.. Deze was voor dochters zevende verjaardag!

zaterdag 28 januari 2012

Vrienden zoeken

Toen ik gisteren hier in blogger op verzenden drukte ben ik maar in een moeite door toch eindelijk iets met dat facebook profiel gaan doen. Ik had het tot nu toe vermeden. Ik ben geen netwerker. Tenminste voor mezelf. Voor een ander gaat het prima. Laatst heb ik op een dag iemand aan een stageplaats geholpen, een vrijwillige studiebegeleider geregeld voor een ander en een oppas aan een collega schoolpleinouder  gekoppeld. 
Een ander melden wat ik zoek, is lastig. En dan meld zo'n netwerksite dat hij op zoek gaat naar je vrienden. En daar word ik weer onzeker van.  Ik ben  niet zo goed in vrienden maken. Ik heb laatst een heel feestje lang uitermate gezellig gepraat met iemand waarmee het echt klikte. Ik stelde voor om haar ergens mee te helpen en dacht toen om 3 uur 's nachts in bed: “waarom geef ik dan niet gewoon mijn telefoonnummer?”
Het antwoord is simpel maar stom: “Ik vraag me altijd af waarom iemand nou op mij zit te wachten.” Gelukkig heb ik ook vrienden die uitblinken in zekerheid en hun vriendschap zo blijmoedig opdringen dat ze niet te weigeren valt.
En ik ben vast besloten dat van ze af te kijken. Ik ben namelijk best leuk.....

Marieke
P.S. Je mag na het lezen van deze tekst mij best eeuwige vriendschap beloven, maar het hoeft niet! Ik bedoel maar te zeggen daar schreef ik het niet voor....

vrijdag 27 januari 2012

Hals und beinbruch

Hij kwam laatst weer voorbij. Het woord gezellig is onvertaalbaar dus alleen in Nederland is het gezellig. Volgens de VPRO-gids was er nog iets van waar ook. Taal heeft invloed op cultuur en gedrag. Het zal wel.

Volgens mij is er geen gangbaar Nederlands woord voor het Engelse werkwoord procrastinate, maar toch is er hier al sinds september geen blogje van mij verschenen. Door mijn uitstelgedrag. Ik stel niet alleen bloggen uit. Ik ben op een punt gekomen waar ik zo ongeveer mijn halve leven uitstel. Die zin heb ik al vier keer gewist. Want jij leest dat en vindt nu iets van mij. De kans is aanzienlijk dat je denkt:  wat een domme doos, of: jeetje een zeikerige huisvrouw met een blog...Of: dat klopt ik heb je zes weken geleden al gemaild en je hebt een facebook account aangemaakt waar je nooit meer geweest bent.

Ik vind het niet leuk als mensen nare dingen over me zeggen. Terwijl ik het type, realiseer ik me dat dat niet helemaal waar is. Ik vind het vooral niet leuk als de mensen die in mijn hoofd wonen nare dingen zeggen. Als iemand in het echt zoiets zegt, raas ik tegen mijn man of een vriendin maak er een flauwe grap over en het is over.
Het stomme is in het echt zeggen  mensen  minder vaak stomme dingen dan in mijn hoofd. Ik kan zo ontzettend onaardig tegen mezelf zijn.

Rationeel weet ik dat de dingen die ik allemaal verzin vrijwel nooit gebeuren en dat zelfs als ze wel gebeuren, ze niet zo erg zijn als ik denk dat ze zullen zijn. Emotioneel is er altijd wel een was die ik moet draaien, een kind dat ik moet troosten, of een blog dat ik moet lezen. 

En wat zijn de blogs waar ik terugkom? Die me raken? Jaloers maken? De eerlijke open en zoekende blogs. De teksten waar iemand zich kwetsbaar opstelt. En zo wist ik net ineens bij het wandelen met de hond waarom het me eerder vijf jaar lang wel lukte om met enige regelmaat te bloggen. Ik schreef onder een schuilnaam en in het Engels. Een masker en een schild.

Ik wilde ze hier afzetten en het toneel oplopen en vind mezelf nu al 9 maanden in de coulissen...
Dat moet maar eens klaar zijn. Tot morgen.....