Vanmorgen
om vijf over zeven was ik even heel trots op onze kerk. Vanmorgen om
vijf over zeven, werd ik namelijk wakker met het nieuws dat de Raad
van Europa Nederland gaat verplichten om ook uitgeprocedeerde
asielzoekers van voedsel en onderdak te voorzien. Het verzoek daartoe
was ingediend door de Conference of European Churches op verzoek van
de Protestantse Kerk in Nederland. En dat niet alleen, terwijl ik de
ogen opende en de dag ordende (maandag, om 10 uur een afspraak in
Stad, column schrijven, vanavond lampionneninloop op school),
knalde een lid van de Protestantse Gemeente Amsterdam, dwars door
mijn eerste wereldzorgen heen, mijn ziel in. Ze zei: “Mensen
breken hier en ze worden niet meer heel”. In één zin had ze
de noodzaak van opvang en de noodzaak van kerkelijke betrokkenheid
aangetoond.
De
kerk heeft, terecht, een huiver om zich over al te politieke zaken
uit te spreken, een kerk is nou eenmaal geen politieke partij. En
iedere keer als de kerk zich met vluchtelingenzaken bemoeit, is er
discussie over. Moeten we dit doen? Is dit een kerkzaak? Ik zie,
terwijl ik deze column schrijf al een aantal heel aardige lezers van
dit blad hun hoofd schudden. “Daar heb je Marieke weer met haar
linkse hobby's.”
Ik
denk dat die mensen ongelijk hebben. Ik denk dat die mevrouw in
Amsterdam het helder zag. Er gaan in Nederland op straat mensen stuk.
Mensen die vaak al met een flinke barst dit land binnenkwamen. En
waar mensen stuk gaan, daar zouden we als kerk van Jezus Christus
toch moeten zijn.
Ja, ik schrik er zelf ook een beetje van. Ook voor mij is Gemeente van Jezus Christus normaal gesproken een tekst voor de zondag. Maar een gemeente die op zondag van Jezus Christus is, die is dat op maandag toch ook? En de Jezus Christus waar ik over hoor en over lees en die ik schoorvoetend was een tamelijk cryptisch man. Maar als er één ding is waar hij uitermate helder in is, is het dat we onze naasten moeten dienen, de armen moeten voeden en kleden, dat we gastvrij moeten zijn en dat we daar geen voorwaarden aan hoeven te verbinden. De ander mag er zijn. Zo als wij er mogen zijn. Ook als-ie volgens de wet niet hier mag zijn.
Ja, ik schrik er zelf ook een beetje van. Ook voor mij is Gemeente van Jezus Christus normaal gesproken een tekst voor de zondag. Maar een gemeente die op zondag van Jezus Christus is, die is dat op maandag toch ook? En de Jezus Christus waar ik over hoor en over lees en die ik schoorvoetend was een tamelijk cryptisch man. Maar als er één ding is waar hij uitermate helder in is, is het dat we onze naasten moeten dienen, de armen moeten voeden en kleden, dat we gastvrij moeten zijn en dat we daar geen voorwaarden aan hoeven te verbinden. De ander mag er zijn. Zo als wij er mogen zijn. Ook als-ie volgens de wet niet hier mag zijn.
Het
aardige van het leven in een Joods Christelijke cultuur is dat deze
radicale christelijke waarden behoorlijk algemeen zijn geworden. Je
hoeft niet Christelijk te zijn om honger uit te willen bannen
bijvoorbeeld. We zijn dit mensenrechten gaan noemen. Europa bedacht
die rechten te beschermen met het Europees Sociaal Handvest, een
mensenrechtenverdrag dat Nederland in 2004 ondertekende. Het is dit
handvest dat Nederland nu volgens het Europees Comité voor Sociale
Rechten van de Raad van Europa. Staatssecretaris Teevens commentaar?
Het is niet bindend. Wat? Had onze regering collectief de vingers
gekruist toen ze het verdrag tekende? Hadden ze gedacht dat we met
dit verdrag lekker anderen konden vertellen dat ze het niet goed
deden? Dachten ze dat mensen alleen mensen zijn als ze de juiste
papieren hebben? Mijnheer Teeven, je bent geen 5 meer!
Je
kunt zorgen hebben over de kosten van opvang, de mogelijk aanzuigende
werking of de eerlijkheid van opvang. Maar je kunt gebroken mensen
niet in de ogen kijken en zeggen dat je eigenlijk voor spek en bonen
meedeed in dat hele mensenrechtenverhaal. Daarom ben ik vandaag even
heel trots op onze kerk.
Deze column verscheen eerder in Kerk in Stad nr 21 Jaargang 15, die verscheen op 15 november