Ik heb net een volstrekt onwetenschappelijk onderzoek
gedaan. Ik typte in google de zin: “De maatschappij van tegenwoordig is”.
Vervolgens las ik in de zoekresultaten hoe mensen die zin afmaken. Je zou er spontaan depressief van worden. Ik
vond klaagzangen over: de vergaande individualisering, het feit dat mensen niet
meer met elkaar praten. Dat alles veel te prestatiegericht is, de
watjesmaatschappij, en dat mensen te veel keuzes moeten maken.
Kortom er is niet verandert in de wereld de afgelopen
eeuwen. Vroeger was nog steeds alles beter. Denken we. Ik vraag het me steeds
serieuzer af. In het boek dat ik op dit moment voor mijn theologische
leesclubje aan het lezen ben, is veel zorg over de ethische implicaties van
nieuwe technologie. Hoe ver gaan we met ivf? Met het uitbannen van ziektes. De
zorg wordt gedeeld in mijn omgeving en natuurlijk wil ik ook dat we daarover
nadenken.
Maar was het vroeger beter? Was de maatschappij zorgzamer
voor een imbeciel kind dat 150 jaar geleden geboren werd dan voor een kind met
een verstandelijke beperking dat nu geboren wordt? Ik waag het te betwijfelen. Al
realiseer ik me ook dat de vergelijking met een kind dat nu niet geboren wordt
eigenlijk niet te maken is.
In de kranten lees ik heel veel zorg over de zorg voor onze
ouderen. In de verpleeghuizen heerst kommer en kwel en de zorg is beneden alle
peil. Maar ik zie dat (gelukkig!) helemaal niet in het verpleeghuis waar mijn
schoonmoeder woont. Ik zie verzorgenden die met empathie proberen het zo
prettig mogelijk te maken voor bewoners. Die haar meenemen naar de markt en
zelfs naar het zwembad. Mijn moeder heeft 40 jaar in de bejaardenzorg gewerkt
en hier durf ik stellig te beweren: vroeger was de bejaardenzorg niet beter!
Soms is het heel duidelijk wanneer de romantiek het
overneemt van de historische correctheid. Toen Sybrand Buma in het
RTL-verkiezingsdebat meldde dat hij bang was dat de rechten die de vrouw in
Nederland al 1000 jaar had door de Islam in het geding kwamen, was ik niet de
enige die zich in zijn kop koffie verslikte. Soms is het subtieler. Het is zo
verleidelijk om te denken dat wij moderne mensen veel meer last hebben van
ongevraagde reclame-uitingen. Maar in het kookboek dat ik net uit de boedel van
mijn schoonouders gered heb uit 1959 vliegt de productplacement je om de oren.
Weet je wat ik denk? Vroeger lijkt beter omdat je nu weet
hoe het afgelopen is. Dat is wat er spannend is aan onze maatschappij. Dat we
niet weten waar het naar toe gaat. Dat is een van de angstigste dingen. Voor
iedereen die leeft, wanneer ook. Ooit
schreef ik het levensverhaal van een mevrouw die, terwijl ze over de
hongerwinter vertelde, zei: Het ergste aan oorlog is iets dat ik je niet kan
uitleggen. Iets dat je niet kan meevoelen. Je moet het je maar proberen voor te
stellen: We wisten niet hoe het af zou lopen. We wisten niet of we nog een winter
zouden moeten of nog twee.”
Het niet weten is eng aan oorlog maar is ook eng aan het
leven. Achteraf is het simpeler. Dus wil je terug naar toen. Maar zo werkt de
tijd niet. Je draait de maatschappij niet terug, het leven niet terug en
ongetwijfeld kijken mijn achterkleinkinderen terug op deze tijd en denken: maar
het was zo duidelijk toen hoe het moest. Want zij hebben op school geleerd of
in de wereld gezien hoe het afliep. Met de ethische dillema’s, met privacy
grenzen, met het milieu vermoedelijk. Dus laten we in onze keuzes nu niet te
veel terugkijken, maar juist vooruit. Laten we hopen dat de burgers van de
toekomst geldige redenen hebben om te denken: Leefde ik maar in het begin van
de eeuw toen maakten ze de juiste keuzes…
Deze column verscheen eerder in Kerk in Stad nummer 12, jaargang 18.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten