dinsdag 12 juli 2011

Grote vakantie

Even stampvoeten: ik wil ook grote vakantie. Ik wil me eindeloos vervelen. Ik wil landerige, lange dagen zonder doel. Ik wil hangen, luieren en lezen. Ik wil niet moeten, niet hoeven en ik wil niet willen.
Helaas, ik ben groot. Ik màg op vakantie, ik krìjg geen vakantie. Ik moet zorgen en regelen, plannen en pakken. Ik ben groot, maar ook voor de kinderen is de grote vakantie niet meer wat hij geweest is. Weinig landerigheid maar veel logeren. Waar mijn moeder thuis was, werk ik ook buiten de deur. En werken in de zomer kan best, zo lang je daar niemand anders voor nodig hebt. Want iedereen gaat op vakantie en de vakantiespreiding in een organisatie is behoorlijk breed. Een afspraak met drie mensen kan zo pas vijf weken later plaats vinden. Je bent er de hele dag druk mee en je doet geen donder. Werk je niet in horeca, toerisme of zorg, dan is de kans groot dat je werk de hele zomer stilligt en je toch maar twee thuis kunt blijven.
We hadden twee weken vastgelegd en een week weersafhankelijk gemaakt. Het dreigt een werkafhankelijke week te worden. Bij mij verschuift er een deadline, bij hem loopt er een test uit. Het moet, maar alles duurt langer want als wij er zijn, zijn anderen zijn er niet. We hebben immers allen recht op vakantie. Ik droom van Grote Vakantie. Gewoon zes weken helemaal niets in plaats van zes weken half niets en half stress en schuld in de zon. Gewoon op mijn rug in een weiland praten over niets. Stoepranden, zwaaien naar de boten op de rivier. We gingen twee weken naar zee vroeger en dan waren er vier lange, hete, zinderende, saaie weken over waarin het hele leven trager ging.
Vier weken waarin ik geen schoenen droeg en ik me altijd verveelde en dat stiekem wel lekker vond. Het was een overgave aan zijn. Gewoon opstaan en beginnen met leven en op een gegeven moment weer naar bed. Er gebeurde niets maar ook zo veel. Je zag wel.
Een zelfde gevoel van leven is ook als thuisblijfouder niet meer realiseerbaar, denk ik. De administratie in een huishouden is iets anders dan die in het begin van de jaren tachtig. Om echt zomervakantie te hebben zou de overheid gewoon zes weken plat moeten gaan. Zodat ik zes weken geen brieven krijg waar ik achteraan moet bellen.
Dat is natuurlijk een idee. Zes weken vakantie voor iedereen. De politiek kan er moeilijk iets van vinden. De grote vakantie van Kamerleden duurt twee weken langer dan de grote vakantie van mijn kinderen. Ik weet dat ze in de zomer op werkbezoek gaan, maar wij leren op vakantie ook altijd wel wat. Het lijkt me zalig. Geen vrij te hoeven nemen maar vrij te krijgen (ik ben natuurlijk een dertiger met keuzestress).
In mijn droomvakantie bouwen de kinderen hutten, vlechten ze madeliefkransjes en eten ze aalbessen. Ik knutsel met lapjes en takjes precies als toen ik zes was. Het huis is een lichte frisse pleisterplaats vol gelach en muziek. De VT Wonen zomer waarvan ik weet dat die niet bestaat. En toch herinner ik me zulke zomers...
Mijn werkelijkheid is niet zo slecht. Vandaag is de eerste vakantiedag en mijn zoon maakt een waaier voor zijn vriendin, mijn dochter speelt in haar nachtpon met haar speelgoedkeukentje en brengt me net aardbeientaart met een zoutvaatje, ik tik dit stuk en sprak net even met mijn moeder. Ze belde om me sterkte te wensen en te zeggen dat ik ze volgende week best een paar dagen mag brengen. Als ik dat nodig heb. Het schijnt dat de zon niet altijd scheen als ik grote vakantie had. 


 Deze column verscheen in Kerk in Stad in de zomer van 2009  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten